
's Morgens vroeg sjokt Prikkebeen
Druk door dik en dun al heen;
Vlinders vangen in zijn net
Is zijn allergrootste pret
En, als men hem dat verbood,
Kniesde hij zich zeker dood.

Heeft hij zoo na lange jagt
Een gevangen - o, wat lacht
Prikkebeen dan wonder zoet!
't Beestje speldt hij op zijn hoed,
En geen gouden koningskroon
Is dan in zijn oog zoo schoon.

Komt hij eindlijk, moê en mat,
's Avonds t'huis met zijnen schat,
Dan wordt alles net geschikt
En in kastjes vastgeprikt. -
Croesus, schoon als rijk bekend,
Was bij Prik een arme vent.

Nog voordat hij slapen gaat
En in 't bloote hemd al staat,
Neemt hij zoo een beestjen op
En bekijkt dat op en top. -
Zooals afgebeeld staat hier,
Ginnegapt hij van pleizier.

En zelfs 's nachts nog op zijn bed,
Met zijn slaapmuts opgezet,
Droomt hij van een tooverland,
Waar de vlinders aan den wand
Zitten en waar overal
Torren vliegen zonder tal.

Vroeg, vóór dag en dauw al, staat
Hij weer voor zijn bed paraat,
Brommend: ‘'k Ben nieuwsgierig al,
Wat vandaag ik vangen zal.’ -
Prikkebeen, ik raad je, man,
Trek toch eerst je broek maar an!
Erg herkenbaar als iemand die zich het liefste alleen vermaakte en geheel gelukkig was met zijn kapellen-vangst.. En dan die tekeningen erbij... Wat een humor! Heerlijk!
BeantwoordenVerwijderen